Wat is RSI?Fasen | Oorzaken | RSI-patiënt | Houding | Bron
1 Inleiding
2 Fasenindeling De patiënt ervaart een gevoel van stijfheid, doofheid of tintelingen in de vingers en hand (alsof er elektrische schokjes doorheen gaan), die soms gepaard gaan met enige stekende of zeurende pijn. Als de vingers, handen en armen niet worden belast, verdwijnen de klachten. Deze klachten hebben de neiging om uit te stralen van beneden naar boven (van handen naar ellebogen) en/of van boven naar beneden (van nek/achterhoofd naar schouders en naar bovenarmen/ellebogen). De klachten zijn (nog) gerelateerd aan het langdurig verrichten van kort-cyclisch repeterend werk.
Fase 2:
Fase 3: In fase 1 moet bij de eerste symptomen hulp worden gezocht bij een arts die ervaring heeft met het RSI-syndroom. Ook kan contact worden opgenomen met de RSI-patiëntenvereniging, die over adressen van hulpverleners beschikt. De arts kan verwijzen naar een Mensendieck- of Cesar-oefentherapeut. De klachten van fase 1 mogen niet langer dan circa vier maanden bestaan, omdat anders volledige genezing misschien niet meer mogelijk is. Het beeldschermwerk moet worden teruggedraaid en na ieder half uur werk moet een langere pauze worden genomen. In fase 2 is directe behandeling noodzakelijk. De RSI-patiëntenvereniging kan onmiddellijk om advies worden gevraagd. Er moet rekening mee worden gehouden dat de genezing lang duurt en misschien niet volledig zal zijn. In deze fase is werken achter het beeldscherm bijna onmogelijk en af te raden, maar na een langdurige behandeling kan men wel andersoortige werkzaamheden verrichten of nog zeer partieel beeldschermwerk, verspreid over de dag. Dit alles geldt ook voor fase 3.
3 Oorzaken
Uit onderzoek met apen is gebleken dat wanneer kort-cyclisch repeterende bewegingen langdurig worden herhaald, de precisie ervan op den duur afneemt. Tevens werden daarbij passende veranderingen in de hersenen vastgesteld. Hiervan zou ook bij de mens sprake kunnen zijn. De betrokkenheid van de hersenen bij RSI zou mede kunnen verklaren waarom de klachten op den duur chronisch worden en zich uitbreiden naar de andere hand en arm.
4 De RSI-patiënt
5 Houding Figuur 1 Zithouding: A fout, B goed. De stoel moet niet te dicht hij de tafel staan en zodanig zijn versteld dat de zitting horizontaal is. De voeten moeten goed op de grond staan met een hoek van negentig graden in het enkel- en kniegewricht. Het onderste gedeelte van de rug (het heiligbeen) en de onderste lendenwervels moeten tegen de rugleuning steunen. De hoek tussen bovenbenen en (rechte) rug moet iets kleiner zijn dan 90 graden. De bovenarmen moeten voor het lichaam gebracht worden en de schouders moeten ontspannen zijn en mogen niet worden opgetrokken. De ellebogen moeten niet zijwaarts maar recht voor het lichaam gehouden worden. De hoek tussen boven- en onderarm moet iets groter dan negentig graden zijn. Bij het typen moet de hele arm van links naar rechts meegenomen worden en moet niet alleen de pols zijwaarts gebogen worden, want in het laatste geval wordt het polsgewricht verkeerd belast (figuur 2). Figuur 2 Goede handhouding: de hand is in het verlengde van de onderarm. A fout, B goed, C fout. Tijdens het typen en bij het gebruik van de muis moet de pols niet op de tafel (of 'gel pad') rusten maar vrij zijn, en de hand moet zich in het verlengde van de onderarm bevinden (figuur 3). Figuur 3 A Foutieve stand van de pols (de hand is niet in het verlengde van de onderarm) en goede stand van het toestenbord; B goede stand van de hand en foutieve stand van het toetsenbord; C goede stand van de hand en goede stand van het toestenbord. Het is belangrijk met een flexibele pols en met gebogen flexibele vingers te typen zonder veel druk uit te oefenen op de toetsen (figuur 4). Figuur 4 Licht aanslaand toetsenbord en bebogen flexibele vingers. Daarvoor is een licht aanslaand toetsenbord nodig. De soort muis lijkt in de praktijk niet erg van belang te zijn, evenmin als de vorm van het toetsenbord. In rust worden de polsen op de 'gelpad' gelegd, zodat de handen en vooral de vingers zich goed kunnen ontspannen (figuur 5). Figuur 5 Laat de pols in ruststand op het 'gelpad' rusten. Het is verstandig na iedere tien minuten even de polsen en armen los te zwaaien en de schouders los te schudden. Uitgaande van het op het beeldscherm lezen van letters met een grootte van circa drie millimeter moet het scherm op 50-70 centimeter afstand van de beeldschermwerker recht voor hem staan op een beweegbare stelling, zodat hij al kijkende toch het hoofd recht (de nekwervels in het verlengde van de borstwervels) kan houden. Het beeldscherm mag niet te laag staan; er moet een kijkhoek van ongeveer 10 graden zijn (figuur 1B). Manuscripten moeten van 40 centimeter afstand gelezen worden vanaf een schuine teksthouder. Beeldschermwerkers moeten regelmatig hun ogen laten controleren zeker wanneer ze ouder dan veertig jaar zijn, omdat men bij visusstoornissen vaak ongemerkt een verkeerde houding achter het beeldscherm aanneemt. Tevens kan een aanpassing van de bureaustoel nodig zijn daarvoor moet de rugleuning naar voren kunnen, de stoel moet in hoogte verstelbaar zijn, de armleuningen moeten met schuimrubber bekleed zijn en verstelbaar zijn of verwijderd kunnen worden. Bij een goede zit zijn armleuningen niet nodig en worden ze een last. Wanneer de voeten niet op de grond kunnen steunen, moet een recht voetenbankje worden gebruikt. Het te dragen schoeisel moet een platte hak hebben. Het bureau waarop het toetsenbord en het beeldscherm staan moet in hoogte verstelbaar zijn. Aanvullend kunnen armsteunen (de zogenaamde Ergoreststeunen die in het horizontale vlak kunnen meebewegen) aan het bureau worden bevestigd, om de armen te leren welke positie ze moeten aannemen. Uit: Behandeling en preventie van RSI, M.D.F. van Eijsden-Besseling, 1998 |